Mijn vriend leerde mij twee jaar geleden kennen als iemand die superzuinig was op haar spullen en niet graag mensen in haar kasten en spullen toeliet. Nu verhuur ik mijn huis aan vreemden, leef ik zonder moeite op reis uit een backpack en woon ik rustig een maandje met alleen het minimale aan kleding en bezittingen in een ander huis. Minimalisme heeft mijn relatie met spullen drastisch veranderd.
Ik heb altijd gedacht dat ik erg gehecht was aan mijn spulletjes. Maar als ik daar nu na mijn project #ontspullen op terugkijk, merk ik dat ik niet meer of minder gehecht ben aan mijn spullen dan toen. Ik kijk simpelweg anders naar mijn spullen. Het verandering van mijn relatie met spullen begon waarschijnlijk door steeds heen en weer te verhuizen tussen het huis van mijn vriend en dat van mij. Vanaf het begin vanaf onze relatie sliepen we altijd samen. Dan weer bij hem, dan weer in mijn huis.
Als ik bij mijn vriend sliep, miste ik mijn spullen enorm.
Ook nadat ik een basishoeveelheid spullen – iets om in te slapen, voldoende schoon ondergoed, mijn toiletartikelen en iets te lezen – bij hem had liggen, bleef ik onrustig in zijn huis. Ik miste mijn spullen. Ik wist niet hoe de lampen werkten – want meneer heeft allemaal fancy apps op zijn telefoon en een Google Home met voice commando’s om zijn verlichting te bedienen – en ik worstelde steeds weer met zijn antieke gaskachel. Ik ben gek op koken en vooral bakken, dus ik kon moeilijk uit de voeten met zijn combimagnetron en miste dan mijn eigen fijne oven. Omdat ik ook steeds mijn favoriete kleding kwijt bleek te zijn – lag dat nou in zijn huis, of bij mij, of bij een van ons beide in de wasmand? – besloot ik mijn kleding in mijn huis te houden en steeds alleen datgene mee te nemen wat ik nodig had. Ook mijn laptop, het boek waarin ik aan het lezen was en andere dagelijkse spullen verhuisde ik vrijwel dagelijks. Dat eindeloze gesleep was om gek van te worden. Ik miste mijn huis, ik miste mijn spullen.
Het is nu ruim een jaar later. Terwijl ik dit opschrijf, zit ik in het huis van mijn vriend. Hij heeft de huur opgezegd om bij mij in mijn koophuis te komen wonen, maar gedurende de laatste huurperiode wonen we in zijn huis, terwijl ik mijn huis tijdelijk verhuur. Ik kan nu wel in zijn huis zitten zonder iets te missen. De spullen die ik dagelijks nodig heb, staan nu daar. Ik ervaar nu niet meer dat gemis, niet meer die onrust. Wat is dan het verschil?
Ik zie nu in dat het me toen ook niet ging om het hebben van mijn eigen spulletjes, maar om het gemak en de rust van het hebben van de juiste hoeveelheid spullen om me heen.
Ik heb maar tien kledingsetjes bij me en daarmee red ik me nu al drie weken zonder moeite.
Het probleem was niet dat ik niet al mijn spullen en huisraad om me heen had. Het heen en weer gesleep met mijn spulletjes en het verplaatsen van mijn ’thuisgevoel’ van het ene naar het andere huis, was de boosdoener. De onrust die dat met zich gaf, maakt dat ik mijn huis en mijn spulletjes miste. Nu mijn dagelijkse spulletjes hier staan, ervaar ik wel de rust die ik nodig heb om mij thuis te kunnen voelen. Ik ben niet extreem gehecht aan mijn eigen spullen, maar ik heb wel veel waardering voor wat de juiste hoeveelheid spullen mij kan geven. Rust, overzicht en een thuisgevoel.
Ik ben nog een stap verder gegaan dan mij overal thuis kunnen voelen zonder mijn spullen. Ik heb mijn eigen huis verhuurd. Er zitten nu in mijn huis steeds vreemde gasten die een citytrip naar Rotterdam maken. Ze eten van mijn borden, zitten op mijn bank, slapen in mijn bed. Ik krijg daarop verbaasde reacties te horen van bekenden. “Ik vind het al vervelend als de schoonmaakster mijn spulletjes in de vensterbank anders terugzet!” of “Alleen al de gedachte dat andere mensen door mijn spullen gaan, vind ik onverdraaglijk!”. Maar dat gevoel deel ik niet.
Ik ben minder gehecht aan mijn spullen. Als ik rondkijk in mijn huis, zie ik veel items die me dierbaar zijn. Zo knutselde ik met mijn vriend zelf een bijzondere lamp van een antieke standaard met als kap een koperkleurige vogelkooi. Een aantal reisboeken doet me terugdenken aan de prachtige reizen die ik de afgelopen jaren heb gemaakt. Mijn stekjes en zelf gekweekte plantjes zijn mijn grote trots. Toch zijn er maar weinig spullen die voor mij onvervangbaar zijn. Sommige reisboeken heb ik zelfs weggedaan en mijn plantjes vind ik juist leuk om als een persoonlijke cadeau om aan vrienden te geven. Daarom kan ik mijn huis nu verhuren aan vreemden. Als iets kapot gaat – en dat is al gebeurd; een rolgordijn is per ongeluk gesneuveld – dan vervang ik het.
Uiteindelijk zijn het maar spullen en doen niet de spullen zelf, maar hun functie er voor mij toe.